Oei ik loei

Er staat een brandweerauto in de straat. Een echte, rode brandweerauto. Met een ladder op het dak. Maar er is geen brand. De brandweerauto is van de buurman. De buurman is brandweerman. En nu is de buurman met de andere brandweermannen thuis een kopje koffie aan het drinken. Poppedijn en Oelepetoet staan bij de brandweerauto te kijken. Hij is heel groot en heel rood. Aan de zijkant van de brandweerauto zitten allemaal brandweerslangen en kranen. Poppedijn voelt voorzichtig aan een brandweerslang. Oelepetoet wijst naar de kranen. ‘Als ik de kraan opendraai, loopt de brandweerauto helemaal leeg’, zegt Oelepetoet, ‘dan loopt de hele straat onder water’. Poppedijn voelt aan de deur van de brandweerauto. En wat is dat nou? De deur van de brandweerauto zit niet op slot. De deur gaat open. ‘Durf jij naar binnen?’, vraagt Poppedijn. ‘Ik wel hoor’, zegt Oelepetoet, ‘Ik wordt later brandweerman’. Heel stoer klautert Oelepetoet in de brandweerauto. Nu Oelepetoet naar binnen is geklauterd, durft Poppedijn ook wel. En voorzichtig klautert ze ook in de brandweerauto. Van binnen is de auto bijna net zo mooi als van buiten. Er zit een groot stuur in. En naast het stuur zitten allemaal metertjes en knopjes. Er is ook een grote rode knop. ‘Waar zou die voor zijn?’, vraag Poppedijn. ‘Die is voor de sirene’, zegt Oelepetoet, ‘voor als er brand is’. ‘Zou de sirene het wel doen?’, vraag Poppedijn. Daar moeten Poppedijn en Oelepetoet even over nadenken. ‘Ik denk het niet’, zegt Oelepetoet. ‘Ik denk het wel’, zegt Poppedijn. Poppedijn drukt op de rode knop. Opeens zwaait er een blauw licht door de straat. En de sirene loeit. Poppedijn en Oelepetoet schrikken zich een hoedje. Maar dan beginnen ze te lachen. Oelepetoet trekt wild aan het stuur. Hij is nu echt brandweerman. Poppedijn zit met haar armpjes in de lucht en gilt het uit van de pret. Maar uit het huis van de buurman komen zes brandweermannen aan gehold. Hun petten staan scheef op hun hoofd en één brandweerman heeft zelfs zijn kopje koffie nog in zijn hand. Dan zien de brandweermannen Poppedijn en Oelepetoet in de auto zitten. Buurman wil boos worden maar de andere vijf brandweermannen beginnen te lachen. Dan moet buurman ook lachen. Want als zo’n kleine brandweerman en zo’n kleine brandweervrouw zoveel lawaai kunnen maken, is dat ook wel grappig.